De COP is sterk afhankelijk van de condities waar onder wordt gekoeld, het soort koeling en de ontworpen installatie. De COP wordt mede bepaald door het luchtdebiet, de drukval over het koelerblok en luchtkanalen met inblaasroosters.

Bij verdampingskoeling wordt het luchtdebiet, in tegenstelling tot bij een conventioneel systeem, bepaald door de voelbare warmte (geen latente warmte), vermeerderd met de eventueel benodigde extra proceslucht. De COP wordt dan uitsluitend nog beïnvloed door het type ventilator(en) en het al of niet gebruiken van circulatiepompen.

Min of meer vergelijkbaar geldt:

  • voor adsorptie- en absorptiekoeling een COP tot resp. ca. 0,7 en 1,2;
  • voor conventionele koeling en een koudwateraggregaat een COP van ca. 2.3 à 3;
  • voor een warmtepomp een COP van ca. 4 à 5;
  • voor bodemopslag een COP van ca. 10 à 11;
  • voor verdampingskoeling met water als koudemiddel een COP van >11.